Volendam en DS'79, twee elftallen die teleurgesteld naar de kleedkamers terugkeren. De champagne was voor niets aangevoerd. Het legioen moet nog even wachten.
'WE WAREN ER ZO DICHTBIJ'
Tien minuten voor het begin van de voetbalthriller tussen DS'79 en Volendam, doorkliefden bliksemflitsen het hemelruim.
Was het een voorbode? Het Walhalla, waar DS zo op rekende, moest veroverd worden. Wodan en Donar, de goden uit vroegere eeuwen, leken teruggekeerd. De hemel regende leeg en terwijl het zonnetje bleek de Krommedijk met zijn stralend verwarmde, leek tevens de zon voor DS'79 door te breken

Grote domper
Tot tweemaal toe zelfs, maar evenzovele malen sloeg Volendam terug. Met name de tweede keer betekende voor DS'79 de grote domper op de naderende feestvreugde. De eredivisie is voor DS'79 niet ver meer weg. „Maar", vertolkte Hans Dorjee de gevoelens van zijn groep, „we zijn er dit keer al zo heel dichtbij geweest. Eén foutje van twee spelers die zo voortreffelijk hun werk hebben gedaan heeft de dag voor dit fantastische legioen verpest. We hoeven er niet omheen te draaien: 2-2 is toch een terechte uitslag. Volendam was de eerste helft beter en we hebben in die eerste vijfenveertig minuten niet over geluk te klagen gehad".
„Anders wordt het natuurlijk als je de tweede helft dotten van kansen laat liggen. Dat kan zo'n moment gewoon gebeuren". Sombere gezichten in de kleedkamer. Alle spelers begrepen best dat er niets verloren is, maar om met karakterspeler Niels Overweg te spreken: „Je hebt de wedstrijd in handen en dan komt juist zo'n ongelukkig moment hard aan". „Ik heb ze uitgevloekt, maar dat is een moment van teleurstelling. Dat is al weer vergeten. Wat erger is, ik moet volgende week weer aan de slag".


Een van de vele hachelijke momenten voor het doel van Frans Hoek van Volendam.

Monnik
De laatste uitspraak van Niels Overweg was begrijpelijk. Sukkelend met een kniebandblessure had hij als een monnik geleefd om het feest mee te kunnen maken. „Van mijn knie heb ik gelukkig geen last gehad. Erger was dat mijn lies nukken vertoonde. Hopelijk is dat euvel net zo snel verholpen, want al is het feest uitgesteld, ik wil het toch meemaken".
Het vroegtijdig uitvallen van Gerrie Mühren bleef zonder gevolgen, al weet je nooit of dat ongelukkige moment achterwege was gebleven. „In het duel met Heerenveen", zei Mühren, „heb ik een tik tegen mijn achillespees gehad. Ik kreeg er steeds meer last van en kon op momenten nauwelijks een bal meer trappen. Alle gevoel leek er uit".
„In de tweede helft heb ik het nog geprobeerd, maar het ging niet meer. Jammer, verschrikkelijk jammer". Was het de schuld van Jaap Bloem óf van Cees Spaan? Cees Spaan: „Ik had de bal met een knal moeten geven, want ik had er tijd genoeg voor". „Aan de andere kant dacht ik dat Jaap door zou lopen. Nu kreeg Klaas Tuyp de kans een klein tikje tegen de bal te geven. Verschrikkelijk is het".

Kapot
Jaap Bloem was er kapot van. De Dordtse sluitpost die zeker drie Volendamse treffers met spectaculaire reddingen had weten te voorkomen, was lang na de wedstrijd nog volledig aangeslagen.
„Je speelt een bere-wedstrijd en dan krijg je zo'n afschuwelijk moment. Ik begrijp nog niet hoe het mogelijk was. Afschuwelijk".